Geschatte leestijd: 7 minuten

We hebben inmiddels best wel een boel nachtbussen gehad. Fan zijn we er niet van geworden en na onze buservaring van La Paz naar Potosí hebben we nog een stukje meer weerzin tegen nachtelijke busritten. Normaal gesproken zijn die bussen blafheet vanbinnen. Als je je voeten per ongeluk boven het verwarmingselement houdt in je slaap wordt je wakker omdat je het gevoel hebt dat je voeten verbranden. In Bolivia willen ze kennelijk een tegenovergestelde temperatuur bereiken. We hadden niet echt gerekend op dusdanige kou dus waren we daar ook niet op gekleed. Resultaat: continu wakker worden omdat je ligt te rillen. Weten we dat ook weer, je moet echt óveral op voorbereid zijn.

Verkleumd en ontzettend brak kwamen we vlak na zonsopgang aan in een slapende stad (of dorp). Gelukkig hadden we al een hostel geboekt en konden we ook al de kamer in! Tijd voor een dutje met de verkleumde voetjes in dat ene streepje zon en gelukkig werd voor ons de gaskachel in de kamer aangezet!

Na het dutje zijn we Potosí zelf gaan verkennen, maar aangezien het zondag was, was daar echt absoluut niets te doen. Verplicht luieren in de zon op een pleintje it is! Waarom zijn we dan in Potosí? Nou… Voor de mijnen. Zilvermijnen dit keer, geen goudmijnen zoals in Nieuw Zeeland. En operationele mijnen dit keer, geen ‘voor toeristen opengestelde verlaten mijnen met een goed verhaal’. Dus de volgende ochtend werden we al vroeg opgehaald door een oud mijnwerker die ons een rondleiding ging geven door de mijnen.

Voordat je de mijnen in gaat wordt je eerst in een prachtig pak gehesen. Een overall om je kleren te beschermen, een stel kaplaarzen zodat je schoenen niet vies worden, een pletterpet en hoofdlamp voor op die bouwhelm. Tijd voor een foto, we beginnen er al zin in te krijgen!

Klaar voor de mijn!

Helaas moeten we erbij vertellen dat dit de eerste en laatste foto van de tour is want hierna schoot de GoPro in een stuip en was erna leeg.

Na deze omkleedsessie hebben we de minersmarket bezocht voor wat cadeaus voor de mijnwerkers zoals frisdrank, sigaretten, dynamietstaven, cocablaadjes, enz. en toen konden we op naar de mijn. Voordat we de mijn in gingen werd ons aangeraden om nog even naar de wc te gaan. Niet dat er wc’s waren, maar er waren baños natural. Oftewel, de meiden mochten op een rijtje achter het gebouwtje en de jongens mochten proberen om het dorpje onder aan de klif te raken. Heel verbroederend/verzusterend voordat je zo’n mijn in gaat, het bracht in ieder geval een gezellige sfeer in de groep.

Het was zover! De ingang van de mijn was een poort de berg in, we hoefden dus niet af te zakken in een liftje. De laarzen kwamen in de eerste 10 meter al van pas omdat er een goede laag water de mijn in was gelopen en de boel nogal modderig was. In ganzenpas liepen we de gids achterna. De gang was op de maat van Michelle gemaakt (lees: op de maat van de gemiddelde Zuid-Amerikaan) dus Rick moest bukken. De hoofdgang had een rail waar de mijnkarren overheen werden gereden. Het duurde niet lang of de gids liet ons op een verbreed stuk langs het spoor stil houden omdat hij in de verte een kar hoorde aankomen. De kar, gevuld met stenen met mineralen met een grote kop erop werd door twee jonge knapen in een vieze overall met helm en hoofdlamp geduwd. De gids gooide ze een fles frisdrank (een fles van de gekochte cadeaus) toe die de jongens zonder te stoppen dankbaar op de stenen legde. Ok, dat zag eruit als zwaar werken! Hun haren zaten tegen hun hoofd geplakt van het zweet, en dat was niet omdat het in de mijn nu zo warm was. Sterker nog, het was er eigenlijk gewoon fris.

Een flinke tippel verder de mijn in werd de lucht bedompter, stoffiger en warmer. Hoera voor onze stofmaskers die de gids ons bij de miners market had aangeraden om te kopen. We kwamen uit bij een ogenschijnlijk doodlopende gang, maar als je goed keek leidde er in een nis in de gang een gammele ladder naar boven door een gat in het plafond. Een ladder waar her en der een paar sporten waren doorgebroken, misten of nog maar half aanwezig waren dus er werd aangeraden om ter ondersteuning de uitstulpingen in de muur te gebruiken. We kwamen uit bij een hogere verdieping, maar dat was eigenlijk alleen maar een soort loze ruimte. Toen eenmaal de hele groep boven was werd duidelijk wat onze gids van plan was. Dat ene gangetje wat naar boven leidde wat eruit zag als een stortplaats van stenen die naar beneden horen te komen… Nou, daar moesten we dus omhoog klimmen. Juist ja. De stenen rolden weg zodra je er gewicht op plaatste, je kunt je voorstellen dat dat niet lekker voelt voor degene achter je, dus één voor één klauterden we het smalle gangetje door. De eerste zat bovenaan in een soort hurkzit met de handen stevig tegen de muren aan geduwd om niet naar beneden te glijden over de stenen die alleen maar naar beneden wilden rollen en de tweede erachter, enz. Zo zaten we in een treintje totdat de gids aangaf dat het de bedoeling was om die ene richel op te klimmen. De eerste drie personen klommen erop en wat denk je? Aan het einde van dat gangetje was nog zo’n stenen glijbaan waarop je omhoog moest klimmen om vervolgens in een zeer stoffig nisje uit te komen waar een mijnwerker ineengedoken met een hamer en beitel stenen zat uit te hakken bij het licht van zijn hoofdlamp. Van het klimmen hadden we het allang al niet meer koud, maar die aanblik gaf ons toch wel even kippenvel. Deze meneer werkt alleen, waar de meeste mijnwerkers werken in groepen. Dat betekent voor hem dat als hij een ader vindt met veel zilver de winst voor hem alleen is, maar dat betekent ook dat hij alles echt alleen moet doen. De gaten boren voor de dynamiet staven, het opblazen ervan, áls er dan een goede plek is gevonden het hakken van het zilver, de stenen sorteren op waarde (gebeurd op het blote oog) en het naar buiten dragen ervan. Elektriciteit in de mijn kun je per uur kopen dus vandaar dat ze veelal handmatig hakken. Er is veel armoede onder de mijnwerkers dus aan het einde van de dag moet je echt je spullen opruimen of in de mijn een soort kluisje met hek en sleutel fabriceren anders ben je je kostbare lading of apparatuur kwijt. Deze mijnwerker doet alles alleen dus het gaat dan ook drie keer zo langzaam. Om alleen al op de plek te komen waar hij zich bevond ben je al een klein uur onderweg en dan was deze plek nog lekker dichtbij en makkelijk benaderbaar volgens de gids.

Op dit moment werken zo’n 15.000 mannen uit het dorpje Potosí in de mijnen. In het afgelopen jaar zijn er 27 mannen omgekomen door ongelukken in de mijn, veelal instortingen en verzakkingen. De meeste mannen gaan echter dood aan longziekten. Zodra een mijnwerker klachten krijgt aan de longen hoeft hij niet meer te werken, maar zodra de klachten zichtbaar worden is het al te laat en is de man eigenlijk al overleden. Zodra vader sterft is het traditie dat zoon zijn plek overneemt in de groep. Zo kan het zijn dat een vrouw alleen overblijft met dochters en de rest van het gezin is gestorven in de mijn.

De hoogtijdagen van de mijn, de dagen dat ze bijna puur zilver uithakten, liggen allang achter ons. Dat waren natuurlijk de dagen dat de Spanjaarden de mijn onder handen namen. Ze lieten de Bolivianen en Afrikanen als slaven werken in de mijn, in die tijd zijn zo’n 8 miljoen mannen in de mijn gestorven. Tegenwoordig zijn ze blij met 3 tot 4% zilver dat ze uit het steen halen, áls ze al wat vinden. Het zou tegenwoordig ook zomaar kunnen dat je een tijd zonder inkomsten moet leven. Waarom werken ze dan nog steeds onder die erbarmelijke omstandigheden? Omdat ze hun familie moeten onderhouden en de mijn per saldo nog steeds meer oplevert dan een baan als bijvoorbeeld beveiliger (daar hebben ze er ook heel veel van). Dat, en natuurlijk nog steeds de hoop om die ene plek in de berg te ontdekken die ervoor zorgt dat ze nooit meer om geld hoeven te denken…

Normaal zijn wij nooit zo van de geschiedenislessen op de blog, maar jemig, wat heeft dit indruk gemaakt. Wij snappen wel dat je als toerist niet in een operationele mijn in Nieuw Zeeland kan komen, met hun overregulering voor van alles en nog wat zal dat echt nooit mogelijk zijn. Gelukkig bevinden we ons nu in Bolivia en is zo’n tour wel mogelijk. Gelukkig maar, want dit is een ervaring die we niet snel zullen vergeten!