Geschatte leestijd: 8 minuten

Een nachtelijke busrit van zeven uur bracht ons in allervroegte in Puno liggend aan ‘s werelds hoogste meer, Lake Titicaca. Althans, we dachten dat het het hoogste meer van de wereld was,  het bleek echter het hoogste meer ‘waar commerciële boten op varen’ te zijn, detail, er zijn minimaal 2 dozijn meren ter wereld welke hoger liggen. Alle vroegte, want het was zelfs zo vroeg dat we de zon hebben zien opkomen vanuit het meer. Dat was niet alleen erg mooi, maar het werd ook meteen duidelijk waarom de Inka’s dit meer de geboorteplaats van de eerste Inca, Manco Capac – zoon van de zon, noemen.

Zonsopkomst vanuit Lake Titicaca

Het is niet dat je lekker uitrust in zo’n nachtbus dus na de zonsopkomst te hebben bewonderd vonden we dat een bed moesten gaan zoeken in een hostel. Om half zeven werden we door de taxi in het centrum afgezet en werd het weer eens duidelijk dat Zuid Amerika geen Zuid-Oost Azië is. Blijkbaar zijn hotels en hostels in Zuid Amerika niet 24 uur per dag open om gasten te verwelkomen. We hebben dus eerst twee uur als zwervers op een bankje in het park gezeten, wachtend op een bed en voornamelijk een mogelijkheid tot ontbijten. We waren blij dat het eerste café eindelijk open ging en gelukkig stelde het ontbijt en hostel (het eerste de beste tegenover dat café) niet teleur en waren we na een verder rustige rustende ochtend klaar om Lake Titicaca te bewonderen, te beginnen met de drijvende eilanden, Uros genaamd. De haven en de daarvandaan vertrekkende toertjes naar Uros waren niet moeilijk te vinden en voor maar 10 Soles (€2,75) per persoon helemaal niet duur. Het zou een boottocht van ongeveer een half uur zijn, waarna we een klein uur op de eilanden zouden zijn en dan weer terug gebracht zouden worden. Klonk goed! Vol goede moed zijn we de boot in gestapt en een half uurtje later vertrok de boot, want die moet natuurlijk eerst vol zijn. Aangekomen bij Uros voelde we al iets van nattigheid, de toeristenval sloeg dicht… Gevangen op een eilandje waar een vriendelijke man de gehele groep in vloeiend Spaans uitlegde hoe de eilanden gemaakt werden en door de handgebaren werd duidelijk dat we na die uitleg toch echt even moesten kijken naar alle mooie prullen die in de kraampjes verkocht werden. We kregen twintig minuten om met 30 man op 40m2 te kijken naar al die rommel en prullen. Gelukkig voor ons brak in de verte net het onweer en regen los wat gedurende twintig minuten een verbazingwekkend mooi uitzicht gaf. Nadat iedereen,  behalve die schrale Hollanders, voldoende prullen en rommel hadden gekocht, werden we uitgenodigde om voor slechts vijf Soles per persoon met een bijna originele rieten boot naar een ander eiland te varen, vanwaar onze boot terug ging naar Puno. Nou, vooruit, laten we dat dan maar doen, all the way! Na een fantàstische tocht in een bijna originele rieten boot (aangedreven door een klein bootje met buitenboordmotor) van vijf minuten kwamen we aan op een volgend eiland van misschien wel 50m2. Deze had gelukkig een restaurant, een bar en nog meer rommel- en prullenkramen. Na nog eens twintig minuten van het tweede eiland te hebben genoten vertrok de boot weer richting Puno en richting het steeds dichterbijkomende onweer. Eenmaal in Puno was het heel dreigend, maar droog, dus gokten we om geen taxi te nemen en om te lopen naar het hotel. Natuurlijk brak het 2 minuten later, toen we ineens geen taxi meer konden vinden, los. We hadden in lange tijd niet meer een regenbui op ons dak gekregen, dus heel rouwig waren we er niet om. Terugkijkend op de drijvende eilanden zouden we het niet gemist willen hebben, ondanks dat het de grootste toeristenval was van deze reis.

De volgende dag wilden we de Chulpas in Silustani bekijken, maar niet voordat we ontbijt hadden gescoord. Mies en Rick hadden berenhonger, wat gelijk is aan Thijs z’n normale trek, en hadden dus ook besloten om met z’n tweeën drie ontbijtjes te bestellen. En of we gescoord hadden met het ontbijt. Normaal is een ontbijt twee broodjes met wat jam en een eitje, maar nu was het voor het eerst een complete maaltijd. En we hadden er nog vier ook! Wat een bof!

De Chulpas zijn trouwens graftombes uit de Inka- en Pre-Inkatijd. In Puno kun je een toertje boeken of je neemt de taxi. Vanaf twee personen is de taxi even duur als het toertje, aangezien wij met z’n drieën zijn maakten we dikke winst! Met bijkomend voordeel dat we er nu alleen liepen in plaats van tussen de hordes andere toeristen. Na een klein uurtje kwamen we aan bij de Chulpas. De taxichauffeur maakte ons duidelijk dat we en uur hadden om de Chulpas te bekijken voor het geld dat we hadden afgesproken. Dus ondanks wederom dreigende wolken de Chulpas bekeken. Best bizar gezicht om torens op een berg te zien waarin tot wel twintig mensen werden begraven. Dit keer bleef het droog en hebben we dus alleen genoten van de dreigende wolken in de verte. We hadden wel medelijden met de toeristen die met de bussen vlak na ons gingen komen want die gingen ongetwijfeld wel die bui op hun kop krijgen. Waarom we wisten dat er toeristen gingen komen? Nou gewoon, opeens werden er allemaal kraampjes met troep uitgestald…

Na de Chulpas hebben we het idee dat we Puno en omgeving wel hebben gezien, behalve Lake Titicaca. Naast drijvende eilanden willen we graag ook een echt eiland bewonderen en volgens onze reisbijbels is het mooiste eiland van Lake Titicaca het eiland Isla del Sol. De volgende dag hebben we de bus gepakt richting de andere kant van het meer, op naar Bolivia. Voor ons was het de zoveelste grensovergang, maar voor Thijs en voornamelijk heel veel andere medepassagiers duidelijk ook. Iedereen was zo druk en gestrest aan het doen dat wij ook onzeker werden. Waarom wisselt iedereen toch zoveel geld om? We hoeven toch niet te betalen om Peru uit te gaan? Voor Bolivia hebben we toch geen visum nodig? Na een half uur in de paniek van onze medepassagiers duurde het anderhalve minuut om alle drie onze stempel te krijgen om Peru uit te mogen. Voor niks al die stress. En Bolivia is net zo makkelijk om binnen te komen. Buiten het feit dat we wederom een klein half uur in de rij moeten staan hebben we onze stempels zo te pakken. Alleen Thijs en Rick hadden het wat lastiger aangezien die te groot waren voor de vaste camera die ingesteld staat op de gemiddelde Bolivaan van 1,65m, dus graag even een stap naar achteren.

Dag Peru! Voor heel even dan...

Aangekomen op onze bestemming in Bolivia, Copacobana (nee, niet de wijk van Rio de Janeiro), blijven we eerst een nachtje slapen voordat we de boot pakken naar Isla del Sol. Copacobana is een heel relax en gezellig plaatsje. Er is een leuke straat vol winkels en restaurants, een mooie kerk met bijna iedere dag festiviteiten op het plein en een echt strand (althans, ze noemen het playa). De kwaliteit van het eten in de restaurants is echter niet heel best, maar het vult de maag.

De volgende dag stapten we op de boot naar Isla del Sol. Tijdens de bootreis regent het stevig, maar gelukkig is het dak niet lek boven ons hoofd (andere passagiers hebben duidelijk minder geluk). Eenmaal aangekomen op Isla del Sol doet het eiland z’n naam eer aan, de zon schijnt, de hemel is blauw, heerlijk weer om van zuid naar noord over het eiland te lopen. De eerste kilometer gaat door het dorp heen, waar we ondanks alle hostels en restaurants pas bij één van de laatste restaurants een ontbijt weten te krijgen. Zoals wel vaker in Zuid Amerika lijkt het alsof alle andere eigenaren van de restaurants op het eiland liever lui dan moe zijn en geld verdienen te veel moeite kost. Maar het ontbijt was prima en we zijn klaar voor onze wandeling. Onze reisbijbel had gelijk. Het eiland was prachtig, de uitzichten nog mooier en de enkele ruïnes op het eiland maakte het helemaal compleet. Na een wandeling van ongeveer vijf uur kwamen we aan in het noorden waar we zouden gaan slapen. Mooi was het er niet, maar de bedden die we vonden in het hostel waren prima. Helaas was het eten in de omliggende restaurants waardeloos, zo erg dat Michelle na een halve nacht woelen in bed uiteindelijk besloot dat alles er toch weer uit moest.

De volgende ochtend, met een zieke, zwakke en misselijke Michelle, zijn Thijs en Rick gaan ontbijten en boottickets gaan kopen terug naar Copacabana. Want ziek zijn is niet leuk op Isla del Sol, dus Michelle wilde zo snel mogelijk teug. Helaas lukte het haar nog niet om de boot van half negen te redden, waar we wel de tickets voor hadden gekocht. Het zou vast goed komen als we een boot later komen en vragen om de tickets te wisselen. Om half elf was Michelle zo ver dat ze uit bed was en klaar om te gaan. De mevrouw van de tickets vond alleen dat we de tickets niet konden ruilen, onze tickets waren namelijk van een andere maatschappij en dus moesten er nieuwe tickets worden gekocht (bij dezelfde mevrouw). Na heel veel moeilijkdoenerij van de schipper en ticketmevrouw en veel hulp van omstanders toch maar nieuwe tickets gekocht, want Michelle wilde echt naar de overkant. Helaas was Michelle zodanig beroerd dat we niet direct door konden naar Arequipa, dus eerst nog een nachtje uitzieken (wat achteraf een week met een kwakkelende buik is geworden in Arequipa) voordat we Lake Titicaca vaarwel zeggen. Maar gelukkig is Copacabana en stuk leuker om vast te zitten, want er is weer muziek op het plein!